Webinarreeks
Optimale Opfok van Kalveren
Biest & Voeder
Een goede start begint met kwalitatieve biest en een doordacht voederplan. We bespreken hoe je biestmanagement en melkvoeding kunt optimaliseren voor sterke, gezonde kalveren.
Presentaties
Van biest tot melk: de basis voor de toekomstige vaars
Sarah Lievens, Karen Goossens, Maryline Lamérand, ILVO

Hand-out presentatie
***
Vraag/antwoord
Bij welke temperatuur wordt de biest best gemeten? ▼
De optische refractometer heeft een iets minder breed bereik rond kamertemperatuur (tussen 10°C en 30°C afhankelijk van het toestel). De exacte waarden kan je voor jouw refractometer opnieuw controleren bij de producent.
Voor de densiteitsmeter is het wel belangrijk dat de biest een bepaalde temperatuur heeft, ook hier kijk je naar de aanwijzingen van de producent. Enkele producenten duiden aan dat de meting bij 20°C dient te gebeuren. Hier is het dus belangrijk de temperatuur van de biest te meten op voorhand. Bij een andere temperatuur dan 20°C zal je een over- of onderschatting krijgen van de kwaliteit, en is de afgelezen waarde dus niet betrouwbaar.
Hoe lang kan je biest in de diepvriezer bewaren? ▼
Wanneer je koeien geen overdraagbare ziektes hebben, die via de melk doorgegeven kunnen worden, heeft transitiemelk de voorkeur. Transitiemelk is de melk van de tweede tot en met de zesde melkbeurt na kalven. Transitiemelk bevat nutriënten die niet in kunstmelk aanwezig zijn, maar aan lagere concentraties dan colostrum (Ostendorf et al., 2025; Van Soest et al., 2020; Van Soest et al., 2022). Onderzoek van Van Soest et al. (2020) toonde aan dat het geven van transitiemelk (5,7 L per dag, gedurende 4 dagen) de groeisnelheid bij de kalveren deed stijgen voor spenen. In een later onderzoek vonden Van Soest et al. (2022) ook dat de darmontwikkeling positief gestimuleerd werd door het geven van transitiemelk. Ostendorf et al. (2025) herhaalde de proef van Van Soest en zag echter geen verschil in groei op lange termijn tussen kalveren die vier dagen transitiemelk (12 liter per dag) kregen in vergelijking met kalveren die meteen kunstmelk kregen (12 liter per dag), echter kan dit te wijten zijn aan de hoeveelheid melk die de kalveren kregen tijdens de proef.
Enkel elektrolyten in water geven aan kalveren wordt afgeraden, dit voorziet niet in de volledige behoeften van het kalf. Geef ook geen melk van koeien die recent antibiotica kregen aan kalveren. Deze “dumpmelk” kan het microbieel leven in de darm van het kalf verstoren, met een grotere kans op diarree en groeiachterstand als gevolg (Penati et al., 2021).
Na de eerste biest, die de meeste antistoffen bevat, zitten er in de volgende melkbeurten (transitiemelk, tot en met melkbeurt 6) nog steeds veel andere nutriënten die het kalf ook nodig heeft en ook verhoogde vet- en eiwitgehaltes. Onderzoek toonde al aan dat het geven van transitiemelk een positieve impact heeft op de darmontwikkeling en het metabolisme van het kalf (Geiger, 2020).
Wanneer het kalf al diarree heeft, kan het geven van verlengde biest ook de duur van de diarree verkorten (Carter et al., 2022). Het onderzoek van Carter et al. (2022) toonde daarnaast ook aan dat de kalveren die minstens 4 dagen verlengde biest kregen bij diarree, op het einde van de proef ook een hogere dagelijkse groei hadden dan kalveren uit de controle groep die enkel kunstmelk kregen. Alle kalveren met diarree kregen tijdens deze proef ook water met elektrolyten naast de melk.
Je mag altijd biest geven van betere kwaliteit (> 22 % brix = goed; 18 – 22 % brix = matig; < 18 % brix = slecht). Maar vaak wordt overschot van de goede en matige biest bewaard om te gebruiken wanneer een koe te weinig biest produceert of van slechte kwaliteit.
Aangezien er steeds een kostprijs ook verbonden voor de aankoop van poeders om de biest te verrijken, moet natuurlijk de afweging gemaakt worden of het nog nuttig is om extra antistoffen toe te voegen aan de minderwaardige biest. We noemen deze biest minderwaardig op het vlak van absoluut aantal antistoffen, maar deze biest bevat nog steeds de groeifactoren, cytokines en andere componenten zoals verhoogd vet- en eiwitgehalte die deze melk voor het kalf nog steeds zeer nuttig maken op vlak van darmontwikkeling. Daarom is biest met een laag aantal antistoffen niet geschikt als eerste biest voor een pasgeboren kalf, maar kan het zeker nog een nut hebben bij iets oudere kalveren vanaf dag 2 na geboorte.
Tot slot zijn de antistoffen van de moederkoe zeer specifiek aangemaakt voor de ziekmakers die voorkomen op jouw bedrijf. Aangekochte poederbiest om de biest te verrijken is een mengeling van biest van verschillende bedrijven die misschien niet dezelfde antistoffen bevatten als welke jouw kalf nodig heeft op dat moment.
Heeft sonderen van biest een negatief effect op de opname van antistoffen? ▼
De eerste keer dat melk in de pens terecht komt is dit echter geen probleem, kort na de geboorte is de pens nog steriel en zal de melk doorstromen naar de lebmaag voor vertering. Echter, na de eerste biestgift komen er wel bacteriën en gisten voor in het maag-darm stelsel van het kalf, en dus ook in de pens. Wanneer het kalf dan biest krijgt via een sonde, kunnen de aanwezige bacteriën en gisten de melk doen rotten in de pens, wat het kalf ziek maakt.
Verder toonde onderzoek ook aan dat er geen verschil is tussen sonderen of drinken uit een speenfles in het aantal opgenomen antistoffen door het kalf. Wat de antistoffen betreft, maakt het dus bij de eerste biestbeurt niet uit of het kalf zelf drinkt of de biest via sondevoeding krijgt, zolang er correct gesondeerd wordt.
Is er een verband tussen de hoeveelheid eiwit in het droogstandsrantsoen en de biestkwaliteit? ▼
Bij melkvee kan je de droogstand in 2 fases opsplitsen, enerzijds heb je dan de ‘far-off’ periode, dit is de periode vanaf droogzetten tot 3 weken voor kalven. Daarna is er nog de ‘close-up’ periode, dit is de periode vanaf 3 weken voor kalven tot kalven. Wanneer je met deze 2 fases werkt tijdens de droogstand, wordt 12 % ruw eiwit aangeraden in het rantsoen tijdens de far-off periode en daarna 14% ruw eiwit in de close-up periode.
Bij vleesvee (specifiek BWB zoogkoeien) wordt een onderscheid gemaakt tussen de eerste 6 maanden dracht en de laatste 3 maanden dracht. Vanaf maand 7 wordt gerekend met een extra drachttoeslag voor zowel energie (VEM-toeslag) als eiwit (DVE-toeslag). Dit staat beschreven in de brochure Voeding van Belgisch Witblauwe runderen (Hubrecht, 2013; Tabel).
Tabel. Behoeftenormen van BWB zoogkoeien volgens hun fysiologisch stadium (bron: Voeding van BWB runderen)

Tabel. Rantsoenkarakteristieken voor Holstein vaarzen per leeftijdscategorie

Naast de eiwitbehoefte staat in dezelfde praktijkgids ook de DVE-behoefte voor Holstein vaarzen beschreven. Het is belangrijk om ook deze DVE-normen in acht te nemen en dus kwalitatief eiwit te voederen dat voldoende DVE aanbrengt voor onderhoud en groei.
De antistoffen die in de derde melkbeurt nog aanwezig zijn, zijn nog steeds effectief en kunnen na 24 uur na geboorte nog een lokaal effect hebben in de darm van het kalf. Het is hier dus vooral belangrijk de antistoffen op tijd aan het kalf te voorzien, voor de darm sluit en in voldoende hoge concentratie om toch minimum aan 300 g IgG te komen binnen de eerste 24 uur na geboorte.
Wordt tweede biest afgeraden als er hoge antistoffen tegen Mycoplasma aanwezig zijn? ▼
Als de biest correct gepasteuriseerd wordt, kan het toch aan te raden zijn om voldoende biest te geven. Als er geen 300 gram antistoffen (IgG) gegeven kan worden bij de eerste biestbeurt (bijvoorbeeld 4 liter aan > 22% brix), kan het toch nuttig zijn om een extra biestbeurt te geven om toch te waarborgen dat je kalf genoeg antistoffen aangeboden krijgt om zo voldoende weerstand verkrijgen via de biest tegen ziektes.
Extra informatie
Biest
- Rundveeloket - Q&A - Biest en biestvervangers
- Rundveeloket - Q&A - Biest sonderen
- Rundveeloket - Q&A - Volume biest bij vleesvee
- Rundveeloket - Melkvee Picknick - Online workshop biestmanagement
- Rundveeloket - Factsheet KalFit - Biestmanagement tijdens de kalveropfok
Kalveropfok
- Rundveeloket - Q&A - Eiwitgehalte in melkvervangers
- Rundveeloket - Q&A - Ideale speenmoment bij kalveren
- Rundveeloket - Groeicurves jongvee
- Rundveeloket - Artikel - Water bij kalveren
- Rundveeloket - Rekentool - Meten is wegen
- Rundveeloket - Rekentool - Rantsoentool jongvee
- Brochure - KalFit - Fitte kalveren, yes we plan! - Kalvergezondheid optimaliseren door systematische aanpak en correct gebruik van hulpmiddelen
Bronvermelding vraag/antwoord
Desjardins-Morrissette, M., van Niekerk, J. K., Haines, D., Sugino, T., Oba, M., & Steele, M. A. (2018). The effect of tube versus bottle feeding colostrum on immunoglobulin G absorption, abomasal emptying, and plasma hormone concentrations in newborn calves. J Dairy Sci, 101(5), 4168-4179.
Hubrecht, L., Willems, W. & Fiems L. (2013). Voeding van runderen van het Belgisch Witblauwe ras.
Lamérand, 2023: Praktijkgidsen voederopname en nutriëntenbehoeften voor jongvee.
Maunsell, F. P., & Donovan, A. G. (2009). Mycoplasma bovis Infections in Young Calves. Veterinary Clinics of North America: Food Animal Practice, 25(1), 139-177.
Ostendorf, C. S., Ghaffari, M. H., Cohrs, I., Koch, C., & Sauerwein, H. (2025). Long-term effects of transition milk feeding on feed intake, growth performance, feeding behavior, and oxidative status of Holstein calves. J Dairy Sci, 108(1), 464-484.
Penati, M., Sala, G., Biscarini, F., Boccardo, A., Bronzo, V., Castiglioni, B., Cremonesi, P., Moroni, P., Pravettoni, D., & Addis, M. F. (2021). Feeding Pre-weaned Calves With Waste Milk Containing Antibiotic Residues Is Related to a Higher Incidence of Diarrhea and Alterations in the Fecal Microbiota. Front Vet Sci, 8, 650150.
Rundveeloket (2025). Biest sonderen bij kalveren.
Van Soest, B., Cullens, F., VandeHaar, M. J., & Nielsen, M. W. (2020). Short communication: Effects of transition milk and milk replacer supplemented with colostrum replacer on growth and health of dairy calves. J Dairy Sci, 103(12), 12104-12108.
Van Soest, B., Weber Nielsen, M., Moeser, A. J., Abuelo, A., & VandeHaar, M. J. (2022). Transition milk stimulates intestinal development of neonatal Holstein calves. J Dairy Sci, 105(8), 7011-7022.