RUNDVEELOKET

Nieuwe kansen voor vlinderbloemigen

Vlinderbloemigen kunnen rekenen op een groeiende interesse van rundveehouders. Naast de verplichte gewasdiversificatie in het kader van de vergroening en een aantrekkelijke premie kunnen deze gewassen ook enkele sterke teelt- en voedertechnische troeven op tafel leggen. Ook draagt de lokale productie van eiwit bij aan een duurzamere rundveehouderij.

Het ILVO voerde, met financiering door het LCV en Departement Landbouw en Visserij, proeven uit met vlinderbloemigen om zo rundveehouders met praktische kennis te ondersteunen. De proeven werden uitgevoerd op proefvelden en praktijkbedrijven gedurende vier groeiseizoenen (2014 – 2017). De rapporten met resultaten zijn o.a. te vinden op het Rundveeloket (gras/klaver en voorjaarszaai + luzerne).

Erwten als dekvrucht

Mengsels met een vlinderbloemige component zaait men best in de nazomer, na de oogst van wintergranen of vroege aardappelen. Zaaien na maïs lukt enkel als de weeromstandigheden gunstig zijn. Inzaaien in het voorjaar lukt goed, maar kost 2 sneden in het jaar van installeren. Om deze verliezen te beperken kan voedererwt, samen met het mengsel, als dekvrucht ingezaaid worden. De eerste snede bevat dan een groot aandeel voedererwt en wordt als GPS (gehele plant silage) geoogst. Na deze snede blijft een maaigewas met vlinderbloemigen over dat nog twee keer gemaaid kan worden. De voedererwt levert in het eerste jaar een hogere gewasopbrengst (+ 1,7 ton DS/ha) en meer ruw eiwit per hectare (+ 130 – 250 kg/ha). Na de eerste snede zijn de voedererwten weg en is er ook geen effect meer op de opbrengst. De economische balans is echter niet uitgesproken positief. De extra opbrengst compenseert onvoldoende de extra zaaikost van voedererwt (ca. 220 €/ha), de kost van het kuiladditief, het aanmaken van een extra kuil en de lagere voederwaarde van de erwten GPS.

Luzerne

In de zoektocht naar een efficiënte invulling van het ecologisch aandachtsgebied (EAG) wint luzerne aan populariteit. Met een diepe beworteling is het gewas droogtetolerant terwijl de smakelijkheid en pensprikkelende werking het rantsoen verbeteren. De relatief slechte bodembedekking na maaien kan opgevangen worden door luzerne te mengen met Engels raaigras of witte klaver. Dit tweede gewas compenseert ook de slechtere groei van luzerne onder natte omstandigheden en op de kopakker, rijsporen of door zware machines verdichte bodem.

Luzerne is niet geschikt voor natte percelen. Verder vraagt luzerne een voldoende diep bodemprofiel (geen harde of verdichte lagen), hoge pH (>6) en een goede kaliumvoorziening. Op percelen waar lange tijd geen luzerne heeft gestaan is het absoluut noodzakelijk de zaden te enten met stikstof fixerende bacteriën. Dit levert in het jaar van zaaien gemakkelijk een dubbele opbrengst.

In tegenstelling tot gras verdraagt luzerne een intensieve uitbating slecht. Door niet te diep (5 – 7 cm) en niet te frequent (4 sneden per jaar) te maaien blijft de plant persistent en blijft de teelt langer productief. De eerste en tweede snede worden best gemaaid in het bloemknopstadium, als compromis tussen voederwaarde en drogestofopbrengst. De derde en vierde snede worden best iets later gemaaid, in het bloemstadium. Zo krijgt de plant de kans om reserves op te slaan in de wortels en beter te overwinteren. Vanuit agrobeheersovereenkomsten wordt soms een uitgestelde maaidatum gevraagd. Hierdoor komt men in de praktijk uit op slechts 3 sneden/jaar. Legering van de eerste snede leidt dan vaak tot zo’n 15 % lagere opbrengst. Ook de voederwaarde van het vers gewas ligt bij 3 sneden lager. Na inkuilen zakt de voederwaarde bij 4 sneden wel tot een vergelijkbaar niveau.

Luzerne: geënt en niet-geënt

Figuur 1. Visueel verschil tussen niet-geënte (links) en geënte luzerne (rechts)

Gras/klaver

Onder bemesting van Engels raaigras met 300 kg werkzame N/ha (MAP 5 2015-2018) gaat opbrengstpotentieel verloren. Goed geïnstalleerde gras/klaver met bemesting tot 200 kg werkzame N/ha haalt vlot hogere opbrengsten. Dit blijkt uit langjarige proeven van ILVO op praktijkpercelen bij twee melkveebedrijven. Om de klaver te laten ontwikkelen moet de N-bemesting voldoende verlaagd worden. Toch kan drijfmest nog maximaal geplaatst worden. Dit gebeurt best voor de eerste (en tweede) snede. Bijkomend bemesten met kunstmest kan, maar de totale N-gift (drijfmest en kunstmest samen) blijft beter beperkt tot 200 kg N/ha. De uitgespaarde N-kunstmest kan ingezet worden op percelen gemaaid gras die niet geschikt zijn voor gras/klaver omdat gras en gras/klaver dezelfde MAP N-norm hebben.

In de praktijkproeven was een jaarlijks gemiddeld klaveraandeel van 20 – 30 % nodig om 100 kg N/ha aan kunstmest (= ±100 €/ha) uit te sparen. Gras/klaver leverde verder gemiddeld 30 % meer ruw eiwit per hectare. Een klaveraandeel van 40 % leverde nog eens 10 – 20 % extra droge stof op. Daarbovenop komt ook een jaarlijkse premie van 450 €/ha.

Vooral het aandeel klaver bepaalt de opbrengst van een perceel gras/klaver. Na zaaien groeit rode klaver complementair met het gras. Als de grasgroei verzwakt tijdens de jaarlijkse zomerdip, neemt rode klaver over en als rode klaver verdwijnt komt het gras weer terug (Figuur 2, 2014 en 2015). De witte klaver blijft de eerste jaren vaak op de achtergrond en groeit complementair met de rode klaver. De rode klaver verdraagt frequent maaien slecht waardoor deze op termijn meestal verdwijnt. Ook natte weersomstandigheden, laten de rode klaver verdwijnen (zie lage rode klaveraandeel in het extreem natte jaar 2016). Op dat moment neemt witte klaver de positie van rode klaver over (Figuur 2, 2016 en 2017).

Gras/klaver is ook een stuk toleranter tegen droogte. In 2017 werd op meerdere percelen gras/klaver de 3e snede gemaaid, terwijl naburige graspercelen geen groei meer kenden. Ook in augustus 2018 kon men percelen gras/klaver waarnemen waar het gras volledig verdroogd en de rode klaver groen en 30 cm hoog was. Dit illustreert hoe sterk klaver gewapend is tegen droogte.

Gras/klaver is echter geen gemakkelijke teelt en als de klaver verdwijnt uit de zode, verdwijnt ook de N-fixatie van de klaver met bijhorende voordelen. Een laag klaveraandeel kan echter tijdelijk en seizoensgebonden zijn. De veehouder dient dan ook te leren omgaan met het sterk wisselende karakter van het klaveraandeel (Figuur 2).

Grafiek evolutie klaveraandeel

Figuur 2. Verloop van het aandeel klaver, gras en onkruid over de sneden in 2014 – 2017 (praktijkperceel Moortsele, zandleem, proef LCV)

Reactie uit de praktijk

Vraag:

Naast het advies om in een teelt grasklaver voldoende klaver in de percelen te bekomen en te behouden zit ik meermaals met een totaal ander probleem. De percelen worden overwoekerd door de witte klaver en praktisch al het Engels raaigras is verdwenen, zodat ik hier onvoldoende opbrengst van deze maaiweide verkrijg. Wat raadt u mij aan?

Antwoord:

Naast het verdwijnen van de klaver uit een grasklaver bestand, kan inderdaad ook het overheersen van de witte klaver een probleem vormen. Witte klaver heeft slechts een opbrengstpotentieel van maximum 10 ton DS/ha wat een stuk lager is dan een uitgebalanceerde teelt gras/klaver.

Overwoekering met witte klaver is meestal het gevolg van diep en frequent maaien, al dan niet in combinatie met een vroege eerste snede. Het gras in een mengteelt grasklaver is in het voorjaar veel vroeger actief dan de witte klaver. Naarmate de eerste snede wordt uitgesteld, zorgt het gras voor zware concurrentie tegenover de klaver. Door de eerste snede vroeger te maaien, neem je deze concurrentie weg en kan witte klaver plots een stuk beter ontwikkelen. Zo neemt de concurrentiekracht van de witte klaver toe en wint de witte klaver aan belang in het mengsel.

Verder heeft witte klaver ook weinig last van diep maaien. Zelf pleksgewijs tot op de grond maaien kan hij overleven. Diep maaien is daarentegen wel nefast voor de meeste grassen. Uit metingen van Louis Bolk Instituut Nederland blijkt heel duidelijk dat in praktijkpercelen gemaaid op 4 – 5 cm het witte klaveraandeel stelselmatig  over de jaren toeneemt, terwijl bij maaien op 7 – 8 cm dit niet of veel minder het geval is.

Frequent maaien maakt het gras vooral aan het begin van de zomer concurrentieel minder krachtig. Gras heeft dan sowieso al een zomerdip, terwijl witte klaver deze niet heeft (tenzij het echt kurkdroog is). Witte klaver kan in deze omstandigheden beginnen woekeren. In een normaal jaar kan meer dan 5 keer maaien per jaar als frequent beschouwd worden. In drogere jaren met minder groei, is dit waarschijnlijk al eerder.

Meestal is het een combinatie van bovenstaande oorzaken die tot overheersen van witte klaver in een teelt grasklaver leidt. Zo kan bijvoorbeeld bemesten in te natte omstandigheden in het voorjaar de verhouding gras en klaver wijzigen. De bodem wordt bij het bemesten aangedrukt door de wielen van het drijfmestvat en de groei van het gras blijft in deze sporen achter. Bij droogte later op het jaar valt het gras daar dan nog sneller stil dan in de rest van het perceel. Als het nadien terug regent komt de zode terug tot leven, maar worden de wielsporen overwoekerd door witte klaver. Deze klaverstroken bevatten nog nauwelijks gras en het gras kan dan ook moeilijk terugkomen. De zode omploegen en opnieuw inzaaien is dan de enige oplossing.

Conclusie:

Wat veroorzaakt overheersende witte klaver in een grasklaver teelt en wat kan je er tegen doen?

  • Minder frequent maaien als er (te) frequent gemaaid wordt
  • De eerste snede niet te vroeg maaien zodat het gras de witte klaver kan remmen
  • Maai minder diep: 7 – 8 cm is beter dan 4 – 5 cm

 

Tabel teelttips grasklaver

 

Praktische teelthandleiding gras/klaver

 

Verschenen in Boer & Tuinder, 21/02/2019