RUNDVEELOKET

Naar een veerkrachtige landbouw:

Leren uit het verleden


Auteurs: Jo Bijttebier, Isabeau Coopmans en Erwin Wauters (ILVO)

 

De laatste decennia wordt de veerkracht van onze landbouwsector stevig op de proef gesteld. Denk hierbij aan klimaatverandering, geopolitieke onzekerheid, handelsconflicten, veranderende consumentenvoorkeuren en momenteel de COVID-19-crisis. Of een landbouwbedrijf dergelijke uitdagingen het hoofd kan bieden, hangt af van vele factoren. De institutionele en socio-economische context waarin landbouwbedrijven zich bevinden mag hierbij zeker niet vergeten worden. Deze context heeft immers een grote impact op de veerkracht van onze landbouwbedrijven.

 

In het kader van SUREFARM, een Europees project, werd onderzocht hoe deze omgeving de veerkracht van de melkveesector heeft beïnvloed ten opzichte van een aantal concrete uitdagingen in het afgelopen decennium. Samen met een groep stakeholders werd ook nagedacht hoe veerkracht van de melkveesector beter ondersteund kan worden in de toekomst.

 

Surefarm


Een veerkracht ondersteunende omgeving: hoe gaat de Vlaamse melkveesector om met uitdagingen?

We onderzochten welke acties ondernomen werden om de melkveesector te ondersteunen tijdens specifieke crisissituaties: enerzijds de lage melkprijs in 2009, 2012 en 2016 en anderzijds de extreme droogte en hittegolven in 2017, 2018 en 2019. Naast de reacties op acute crisissituaties, bekeken we ook wat er ondernomen wordt om met langdurig bedreigende trends om te gaan zoals het groeiend belang van plantaardige alternatieven en de toenemende aandacht voor de negatieve impact van landbouw op milieu en dierenwelzijn. 

De reacties op bovenstaande uitdagingen kunnen we opdelen in drie groepen acties. Ten eerste zijn er acties die de impact van de crisis zo snel mogelijk willen herstellen of ongedaan maken. Voorbeelden hiervan zijn marktinterventies om de markt te stabiliseren, inkomenssteun voor landbouwers, compensatie voor inkomensverliezen als gevolg van extreme droogte, etc. Een tweede groep acties is gericht op het tegengaan of vertragen van trends waar de sector mee geconfronteerd wordt. Hierbij denken we aan campagnes die verbeteringen in milieuprestaties benadrukken en lobbywerk om strengere milieuregelgeving teniet te doen. Een laatste groep acties omvat maatregelen die de sector op een constructieve manier laten ontwikkelen om de negatieve impact van deze uitdagingen te verkleinen. Dit gaat over ingrijpende, structurele maatregelen op bedrijfs- of sectorniveau, zoals het inzetten op meer droogteresistente rassen, strategieën om de positie in de waardeketen te versterken, omschakelen naar biologische landbouw, enzovoort. 

Bij het bestuderen van de verschillende crisissituaties stellen we een belangrijke evolutie vast in de aard van de respons. De reacties op gelijkaardige crisissituaties, worden aangepast op basis van nieuwe inzichten en ervaring en het wijzigend kader. Algemeen verschuift de reactie van het compenseren van verliezen op korte termijn, naar het wapenen van de sector op lange termijn. Zo konden melkveehouders tijdens de melkcrisis in 2009 rekenen op inkomenssteun verderop in de keten en vanuit de overheid. In de latere melkcrisissen van 2012 en 2016 werd meer geïnvesteerd in maatregelen die bedrijven weerbaarder maken tegen prijsschommelingen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan contracten, termijnmarkten en pijler II steun voor innovatie.

Ook in het omgaan met extreme weerssituaties merken we een vergelijkbare evolutie. Waar vroeger vooral ingezet werd op het ondersteunen van geleden inkomensverlies, wordt nu eerder ingezet op brede weersverzekeringen en structurele aanpassingen op het landbouwbedrijf. 

Welke aanpak loont? Neveneffecten van korte termijn reacties

De eerste groep maatregelen, zoals hierboven beschreven, kunnen we beschouwen als symptoombestrijding, zonder de eigenlijke oorzaak aan te pakken. Omdat structurele aanpassingen tijd vragen, is het niet wenselijk deze symptomatische oplossingen te bannen. Teveel inzetten of te afhankelijk zijn van deze maatregelen zorgt er echter voor dat zoeken naar structurele oplossingen sterk vertraagd wordt. De middelen die geïnvesteerd worden in symptoombestrijding, zijn dan ook niet langer beschikbaar om de eigenlijke oorzaak aan te pakken, waardoor crisissen zich blijven herhalen. Dit is wat we zien bij de opeenvolgende melkcrisissen en extreme weersomstandigheden. Ook de tweede groep acties, die inzetten op het onderdrukken van trends, houden een gevaar in. Bedreigende trends onvoldoende erkennen en proberen counteren via positieve berichtgeving en lobbywerk, vertraagt eveneens het zoeken naar structurele oplossingen. De kloof tussen de huidige situatie in de sector en wat de samenleving wil, kan dermate groot worden, dat aanpassingen op een gegeven moment bijna onmogelijk worden.

Meer inzetten op structurele maatregelen: wat is hiervoor nodig?

Structurele maatregelen vormen dus duidelijk het beste antwoord op crisissituaties, zeker op lange termijn. Hoe de melkveehouderij sneller tot structurele oplossingen kan komen werd uitgewerkt door een groep stakeholders uit de sector. Als eerste punt werd het belang van verticale samenwerking benadrukt. Meer structurele samenwerking tussen ketenactoren en een constructieve dialoog tussen groepen met uiteenlopende belangen is nodig en kan een meerwaarde opleveren voor de verschillende schakels in de keten. Deze dialoog kan verder bevorderd worden door in te zetten op transparantie, zowel logistieke als markttransparantie. Markttransparantie, met gegevens over vraag en aanbod op meerdere niveaus, is ook belangrijk om het ondernemerschap bij landbouwers te bevorderen. Nieuwe verdienmodellen zijn nodig, waar publieke diensten beter vergoed worden. Zo kan meer diversiteit gecreëerd worden in de sector. Bovendien werd ook gewezen op het belang van goede impactanalyses, zowel van beleidsinterventies als van innovaties, en dit op verschillende schalen en niveaus (lokale en globale impact). Dergelijke impactanalyses leggen ook de dieperliggende oorzaken van de uitdagingen waar de sector mee geconfronteerd wordt bloot. Tenslotte werd ook gewezen op het belang van een geïntegreerd beleid gebaseerd op een lange termijn visie. Je kan immers geen lange termijn plannen maken op bedrijfsniveau zonder een lange termijn plan in het beleid! Bij het opzetten van een bedrijfsplan moeten landbouwers ook ondersteund worden door het aanreiken en overwegen van een diversiteit aan opties. Hierbij krijgt de adviseur eerder een coachende, dan een sturende rol. Uiteindelijk blijft de beslissing immers bij de landbouwer als ondernemer. Om het ondernemerschap en de autonomie van de landbouwer als ondernemer te ondersteunen en stimuleren, is het beter een beleid uit te werken dat gericht is op het behalen van resultaten dan op het volgen van strikte maatregelen.
 

Footer